Politiek en samenleving
 
(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)

Drie standen

 

1. Geestelijken (eerste stand)

 

  • Hoge geestelijken: kardinalen en bisschoppen
  • Lage geestelijken: monniken, nonnen, priesters

 

2. Adel (Edelen) (tweede stand)

 

Zij bestuurden het land.

 

Hertog, markies, graaf, baron, jonker

 

3. Gewone bevolking (burgers)

 

  • Horigen (hadden land in bruikleen van de heer)
  • Lijfeigenen (slaven)
(Advertentie)

In de tijd van de 'monniken en ridders' waren er horigen en lijfeigenen.

 

Horigen

Horigen waren vaak boeren die op een stuk land van de heer werkten. Ze waren geen eigenaar van de grond. Hij moest een deel van de oogst afstaan.

De heer zorgde voor bescherming.

 

Hij mocht trouwen en een gezin stichten. Daarnaast mocht hij eigen bezittingen hebben.

 

Lijfeigenen

Een lijfeigene was niet vrij, hij/zij behoorde lijfelijk aan iemand toe. De heer was de baas en de lijfeigene was zijn bezit.

 

 

(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)

Monniken en ridders

 

500 tot 1000 na Christus

 

» Vroege middeleeuwen

 

Machtige mannen in Europa

  •  Karel de Grote

Kerkelijk macht

 

  • Verspreiding van het christendom tot in de Lage Landen. De Kerk kreeg steeds meer macht.

 

Wereldlijke macht


  • Afhankelijkheid van leenheren en leenmannen

  • Leenstelsel